Op Haus Bürgel groeien veel verschillende fruitsoorten. In de boomgaarden zijn bijvoorbeeld van de appelsoort kaiser Wilhelm, die in de 19e eeuw als toevallige zaailing in de tuin van Haus Bürgel werd gevonden, via de appelsoorten remo, reinette du roi, de sterappel en de oogstappel tot aan de huiskwets veel fruitsoorten te vinden.
De kaiser-Wilhelm-appel zou voor het eerst op Haus Bürgel zijn geteeld. Dit is echter niet historisch bewezen. Wel staat vast dat de onderwijzer en kenner van vruchtenteelt Carl Hesselmann in 1864 in de tuin van Haus Bürgel een appelsoort ontdekte die hij nog niet kende.
Meer dan tien jaar later, in 1875, schreef de man uit Witzhelden aan keizer Wilhelm I: "Meest nobele, almachtige keizer! Het is mij een waar genoegen de verheven naam van keizer Wilhelm te geven aan een nieuwe appelsoort, de meest waardevolle van mijn 500 fruitsoorten, en Uwe Majesteit daarvan 35 vruchten toe te zenden voor uw kerstmaal." Het koninklijke departement van de hofmaarschalk zond het antwoord "Zijne Majesteit dankt" en verzocht om een kleine boom voor het Babelsberger Park bij Potsdam te mogen ontvangen. Tal van boomkwekerijen namen de kaiser-Wilhelm-appel vervolgens op in hun assortiment.
De kaiser-Wilhelm-appel is vanwege de sterke groei niet geschikt voor de plantenteelt en daardoor sinds de jaren 60 steeds meer in de vergetelheid geraakt. Door herplanting van deze boom zorgt het biologisch station ervoor dat deze lekkere appelsoort behouden blijft. Na het plukken eind september is de kaiser-Wilhelm-appel knapperig en wordt in de loop van de tijd meliger. De appel heeft een zoetzure smaak en is direct na het plukken erg sappig.
De sterappel is een oude appelsoort.Deze soort wordt ook in de boomgaarden in de Urdenbacher Kämpe geteeld en verdient het om behouden te blijven. De appel wordt ook wel 'sterreinette' genoemd. Deze klassieke donkerrode soort was wijd verspreid en werd in Duitsland met kerst graag als gebakken appel gegeten.
De sterappel is in de meeste grotere boomkwekerijen nog steeds verkrijgbaar. De appels worden al vroeg geplukt, normaliter in september, uiterlijk begin oktober. Daarna moet de appel nog narijpen en kan tot ongeveer medio januari worden bewaard totdat hij melig wordt. Het vruchtvlees is geelwit, vaak rood, heeft een zoetzure smaak en ruikt aangenaam. Drukplekken rotten niet meteen, wat van voordeel is bij gevallen fruit.
Van deze vrucht kan uitstekend sap, wijn of moes worden gemaakt en het beste is om deze soort puur en zonder andere soorten te verwerken. Doordat deze soort weinig last van ziekten en vorst heeft en omdat de boom hoog wordt, is de boom bij uitstek geschikt voor een boomgaard.
Een andere oude fruitsoort die in de Kämpe voorkomt, is de Eifeler rambur. Net als alle andere gewassen die hier worden genoemd, verdient deze soort het om behouden te blijven. Rond 1800 werd deze appel 'winterrambour' genoemd, maar in 1890 kreeg de soort van de Duitse pomologenvereniging de naam Eifeler rambur.
Tegenwoordig kan niet meer worden vastgesteld of deze soort uit het Duitse Rijnland komt. De appelsoort is in elk geval in heel Duitsland verspreid en komt vooral voor in de streek rond het Duitse Rijnland, Aken, de Eifel en Luxemburg. Ook Duitse namen van de lokale bevolking zoals 'breitauge' of zelfs 'breitarsch' worden voor deze soort gebruikt.
De appel kan medio oktober worden geplukt en de vruchten kunnen lang worden bewaard, waardoor ze nog tot in februari kunnen worden gegeten. Het vruchtvlees is aan het begin knapperig en 'stevig', maar in de loop van de tijd wordt de appel steeds meliger. De appel heeft geen uitgesproken aroma, maar is vanwege de gebalanceerde zoet-/zuurverhouding geschikt als handappel. Verder is deze soort perfect voor appelmoes of brandewijn.
De appelnaam Luxemburger triumph werd in het midden van de 19e eeuw voor het eerst in Luxemburg genoemd. Waarschijnlijk is deze soort als zaailing gekweekt uit de Luxemburgse reinette en was in het Duits ook tijdelijk bekend onder de namen 'schusterapfel' en 'wildling von junglinster'. De makkelijk te onthouden bijnaam 'triumph' moest ervoor zorgen dat de appel bekender werd.
Net als bij de Eifeler rambur is de Luxemburger triumph in het Duitse Rijnland en ook in de boomgaarden van Haus Bürgel vaak terug te vinden en relatief wijd verspreid. Deze appelboom is met name geschikt voor hoger gelegen en minder gunstige boomgaardgebieden zoals de Eifel, het Westerwald en het zuiden van het Bergisches Land. Door de sappige, mildzoete aromatische vruchten is de Luxemburger triumph een populaire appel als handappel, maar hij is qua smaak ook geschikt om er appelsap, appelwijn of -brandewijn van te maken.
Het vruchtvlees is groenwit tot gelig en als de appel wordt geplukt, is hij nog sappig en wordt in de loop van de tijd meliger.