Koudbloedrassenfokkerij

Het fokken van koudbloedpaarden kent in het Duitse Rijnland een lange traditie. Oorspronkelijk werd het 'Rijnlandse koudbloedras', zoals het ras sinds 1920 wordt genoemd, gebruikt als trekpaard in de landbouw, industrie en handel. In de tweede helft van de 19^e eeuw waren de Rijnlandse koudbloedpaarden het wijdst verspreid.

In de 20^e eeuw speelde het ras door de toenemende motorisering een steeds minder belangrijke rol en de populatie slonk tot slechts enkele exemplaren. In 1946 waren er nog 26.990 merries en 735 hengsten, maar in 1975 waren het slechts elf merries en twee hengsten.

Door de inzet van enkele gespecialiseerde fokkers bleef een klein deel van de oorspronkelijke populatie bestaan. In 2017 bestond de populatie van koudbloedpaarden uit 138 merries en 10 hengsten. Er zijn al eeuwenlang koudbloedpaarden op Haus Bürgel. Tegenwoordig staan er in de stallen gemiddeld tien koudbloedpaarden die er met hun nakomelingen voor zorgen dat het ras blijft voortbestaan. Zo draagt ook de landbouwtraditie ertoe bij dat Haus Bürgel een plaats van levende geschiedenis is.